Daar is er weer een. De grote man tegenover mij heeft een indrukwekkende lijst officiële DSM-V-stempels op zijn naam. We beginnen ons gesprek voorzichtig. Hij lijkt me iemand die je voor je moet winnen. Zijn gezicht vertoont weinig uitdrukking en zijn stem klinkt vlak. Alleen zijn ogen… er gloort een groot, verdrietig verhaal.
Adhd, autisme spectrum, bipolaire stemmingsstoornis en persoonlijkheidsproblematiek; er is vanaf zijn 8e jaar flink wat gestempeld. Hij haalt zijn schouders op. Die labels zeggen hem niet zo veel. Hij is moe en hopeloos. Cola houdt hem op de been. ‘Ik ben een robot. Ik voel niks meer. Ik ben mezelf kwijt.’
DSM-stempel
Het verbaast mij hoe klakkeloos mensen hun DSM-stempel aanvaarden. Sommige cliënten en collega’s noemen het zelfs een diagnose. Dat klopt niet. DSM is een classificatiesysteem. Vraag tien psychologen iemand in te schalen en je krijgt drie verschillende labels. De DSM is een vakje. Een diagnose een verhaal.
Het verhaal van de forse man? Vader stierf toen hij zes jaar oud was. Moeder stortte voorgoed in. Zij sleepte haar kinderen van hot naar her. Geen rust, geen duidelijkheid, geen ruimte om kind te zijn. Zijn zussen werden labiele, luidruchtige wezens. Hij kreeg een bak Lego en zat uren achter de bank verzonken in zijn bouwsels.
Het verhaal is de diagnose
Te bang om zijn angst te delen, of aandacht te vragen, of boos te worden. Lief zijn voor mama; dat was zijn missie. Zijn binnenwereld verstilde en emoties werden afgeschaft. Hij koos de robotmodus. Als volwassen man verviel hij in deze modus als er te veel turbulentie in zijn leven was. Dát is de diagnose. Simpel en logisch.
Na twee jaar therapie kon hij emoties beter herkennen bij zichzelf en bij anderen. Hij leerde wat hij zelf nodig had. Ik heb hem in het DSM-vakje ‘andere gespecificeerde angststoornis’ gezet. Weer een label erbij, maar op dat moment in zijn leven de meest passende. Na de therapie kon het labeltje terug in de DSM-doos.