Blog
Rob Kerkhoven
Auteur
Rob Kerkhoven (1951) werd geboren in Utrecht en groeide op in de Achterhoek. Na het gymnasium studeerde hij geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Na 25 jaar werken als leraar geschiedenis hield hij het onderwijs voor gezien. Hij ontdekte de liefde voor het schrijven toen hij columns ging schrijven voor de Leeuwarder Courant en Heerenveense Courant. Daarnaast werkte hij als adviseur bij het Centrum voor Internationale Samenwerking in Lelystad. In 2006 debuteerde hij met ‘Vorden, van twaalf bakkers naar drie’, over het verdwijnen van de middenstand in het dorp waar hij opgroeide. Dat debuut werd in 2008 gevolgd door ‘Tweeëntwintig Kerels’, een boek met elf voetbalverhalen. In 2017 kwam het autobiografisch getinte ‘Mijn Elfhuizentocht, 1951-2016’ uit. En nu verschijnt ‘Ouderenzorg. Eindstation Methusalem’.
Ouderenzorg, eindstation Methusalem en Corona
Ja, daar zit je dan met je boek. In november 2019 had ik mijn idee voor een boek bij Anneke Bakker van Uitgeverij SAAM gedropt. Ze voelde er wel voor, sterker nog, ze wilde het graag uitgeven. In december leverde ik mijn definitieve manuscript in. Daarna volgden er corrrectierondes, suggestierondes,schreef ik mijn eerste blogs, ontving ik een definitieve versie en ook daarna viel er nog wel wat te schaven en polijsten. En o ja, de cover. Ik droeg zelf wat ideeën aan, maar zwichtte uiteindelijk met volle overtuiging voor de omslag die Anneke aandroeg. Het was half januari dat we de presentatie van mijn boek op 3 april planden. Tja, en daarna kwam de coronacrisis, die eerst zo ‘veilig ver weg’ leek te blijven in Azië (net als sars destijds), toch naar Europa – naar Noord-Italië vooral - en uiteindelijk ook naar Nederland. Toch maakten we ons in Nederland aanvankelijk nog niet al te druk. Sterker nog, we gingen gewoon door met wat we altijd deden. We zochten elkaar op, we gingen naar steden en theaters. We pakten een bioscoopje. We gingen naar kroegen en restaurants. We deden een stedentripje - zelf was ik in het weekend van 15/16 februari samen met mijn jongste zus nog een paar dagen in Barcelona. We bezochten volle stadions – ik zat op 7 maart bijvoorbeeld nog in een uitverkocht Abe Lenstra Stadion bij sc Heerenveen-Ajax. Het lijkt nu – op het moment van schrijven is het 2 april – allemaal onvoorstelbaar.
Op maandag 9 maart gaf premier Rutte maar weer ‘s een persconferentie. Natuurlijk stond zijn trouwe knecht Jaap van Dissel van het RIVM naast hem. “Het moment om vergaande maatregelen tegen het coronavirus te nemen is nog niet aangebroken”, zei de minister-president, maar “we stoppen met handen schudden. U kunt voetzoenen of elleboogstoten”, zo adviseerde hij jolig. Hij was nog niet uitgesproken of hij schudde zijn kompaan ferm de hand ...
Ik had net een week eerder de definitieve uitnodiging voor de boekpresentatie aan vrienden, familie, journalisten, bekenden, buren, oud-schoolmakkers et cetera gestuurd. De aanmeldingen kwamen gestaag binnen. Zo rond 11/12 maart begon ik hoe langer hoe meer te twijfelen aan de kans dat de presentatie ook werkelijk zou kunnen doorgaan, vooral ook omdat die gepland was in Museum Belvédère te Heerenveen. Je kon op je klompen aanvoelen dat de sluiting van de musea tot en met 31 maart wel eens gecontinueerd zou kunnen worden. En al zou het museum op 1 april weer opengaan, wie van de belangstellenden zou werkelijk komen? Ik besloot de beslissing nog even voor me uit te schuiven – ik had ook nog wel even tijd – maar in m’n hart wist ik al hoe die straks zou uitpakken. Aanstaande vrijdag 3 april zou de feestelijke presentatie plaatsvinden. De verwachting was dat er zo’n 70, misschien wel 80 mensen zouden komen. Maar ja, kort nadat ik de definitieve uitnodiging had verstuurd, kwam ‘er iets tussen’. Uitstel. Tot wanneer? Geen idee. Zeker tot 1 juni.
Gedurende de afgelopen week bekroop me het gevoel dat mijn boek wel eens geruisloos achter de horizon zou kunnen verdwijnen. Of tussen de rododendrons. Zeker, er zijn op dit moment belangrijker zaken, maar twee jaar intensieve arbeid zomaar foetsie, dat ging me toch wel aan mijn hart. Bovendien, mijn boek gaat deels over actuele zaken. Om maar iets te noemen: Angela Merkel laat ik in 2020 afzwaaien, Trump zit er nog wel een poosje (althans in mijn boek; in het echt ook vrees ik). In Duitsland kwam de AfD in 2017 vanuit het niets de Bondsdag met liefst 92 parlementariërs binnen gemarcheerd. Daarna laat ik Alternative für Deutschland in de jaren ’20 in mijn verhaal gestaag doorgroeien om in 2029 liefst 243 van de ruim 700 zetels in te nemen. En in Hongarije is Órban niet weg te krijgen (dat lijkt me nog de meest veilige voorspelling). Om over Rutte maar te zwijgen. Da’s trouwens minder erg, lijkt me. Kortom, alle reden niet langer te wachten met de ‘coming out’ van Ouderenzorg. Eindstation Methusalem. En er is nog iets. Een van mijn beste vrienden attendeerde me er enige tijd geleden op. ‘Het klinkt wat cynisch, maar dat bejaardenprobleem van jou wordt door het coronavirus nú al grondig aangepakt’, zei hij. ‘Dat lijkt maar zo, want de 85-plussers van nu worden misschien het slachtoffer van covid-19, maar de meeste zestigers en zeventigers blijven waarschijnlijk wel in leven, dus die zijn straks rond 2040 nog steeds met veel te veel’, antwoordde ik.
Kortom, alle reden om het boek nu toch maar te laten verschijnen. Gelukkig voelde mijn uitgever er ook voor. We maakten in no time een plan de campagne.
“Het klinkt wat cynisch, maar dat bejaardenprobleem van jou wordt door het coronavirus nú al grondig aangepakt.”
Ouderenzorg. Eindstation Methusalem
Een speels toekomstscenario, waarin ouderen maximaal 85 jaar mogen worden. Dat is zo bepaald in de Wet algemene begeleiding levenseinde ouderen (Wablo). 85-plussers worden in een levenseindeverblijf naar hun dood begeleid: eindstation Methusalem.